Lezing met Yves Malysse van URA gemist?
Lees hieronder het verlsag en herbekijk de video opname.
URA, het bureau van Yves Malysse en Kiki Verbeeck, bestaat 12 jaar. Voordien werkte hij bij Crepain en MVRDV en zij bij onder andere Baines, uapS en OMA. De invloeden van de stagemeesters en het feit dat URA opereert vanuit Brussel, helpen enigszins om het bureau te situeren ten opzichte van de huidige Vlaamse productie van kwaliteitsarchitectuur. Enigszins, want URA heeft vooral een eigen profiel opgebouwd.
Stedelijkheid en empathie voor de gebruiker zijn wellicht de twee begrippen die het werk van URA het best omschrijven. Tussen de stad en de gebruiker bevindt zich een waaier van schaalniveaus die allemaal, van stadslandschap tot interieur, even goed bespeeld worden door Malysse en Verbeeck. Ze werken per project met een gelaagdheid van schaalniveaus, als een constante mediatie tussen (de periferie van) de stad en de gebruiker.
Sterke reeksen van ruimtelijke elementen zijn te onderscheiden in het jeugdhotel in Kortrijk (JGK) – met name in de opeenvolging van de binnenmuren – en ook in de route naar het interieur van de sporthal van het Koninklijk Atheneum in Ukkel (KAU). Het revalidatiecentrum voor kinderen in Ninove (RLN), op het plot van één stadswoning, bestaat uit een reeks +/- onafhankelijke gebouwen die bemiddelen tussen de schaal van het herenhuis (voorzijde) en die van de garagebox (achterzijde). Ze staan gepositioneerd volgens de lange as van het perceel. Dat levert een aaneenschakeling van stedelijke gevels en situaties op, te beginnen bij de bestaande herenhuisfaçade aan de straatzijde. De meergezinswoning in Gent (WAL) verzacht de grote schaalsprongen in de directe omgeving van het gebouw, namelijk die tussen de grote infrastructuurelementen (zoals de fly-over van de autosnelweg richting Gent-Zuid) en de bescheiden woningen in de buurt. Zowat elk project van URA gaat op die doordachte manier om met schaal, ruimte en stedelijkheid.
Het werk van URA sluit daarmee deels aan bij wat stilaan ‘jaarboekarchitectuur’ is gaan heten. Het is misschien om dergelijke clichés te vermijden dat het VAi de titel ‘jaarboek’ heeft vervangen door ‘architectuurboek’. URA’s productie is in zekere zin herkenbaar Vlaams: de typologie bijvoorbeeld is nooit ver weg. Maar er is meer. Zeker, URA hanteert een contextuele benadering, maar die aanpak weigert te stranden in een louter vormelijke verheerlijking van de Vlaamse bricolagecultuur. Allerhande contextuele aanknopingspunten, van landschapselementen tot budgettaire randvoorwaarden, worden tijdens het ontwerpproces van URA vertaald in ruimte. ‘Context’ is bij hen geen visuele of esthetische idee-fixe, maar eerder een methodiek die telkens weer nieuwe resultaten oplevert.
URA dwingt de gebruiker niet in een overdreven geësthetiseerde omgeving, maar geeft hem de kans om zich de ruimte eigen te maken. URA neemt afstand van zowel het functionalisme als van de absolute flexibiliteit. Tussen een bepaalde vorm en het gebruik ontstaat telkens een nieuwe wisselwerking: de ruimte daagt de gebruiker uit en de gebruiker laadt de ruimte op. Het is die interactie die de architectuur van URA bijzonder maakt. De architectuur is dus evenveel het resultaat van materialiteit en vorm als van de handelingen van de gebruiker. Op die manier schrijft URA mee aan een meer pragmatische definitie van architectuur. Die benadering is eerder internationaal – denk OMA en de vele bureaus opgericht door OMA-medewerkers, of de hedendaagse Japanse architectuur – dan Vlaams. Of is het Brussels?
Het pragmatisme van URA schuilt niet enkel in het ruimte laten aan de gebruiker, maar evenzeer in het feit dat de ontwerpers zich niet vastpinnen op bepaalde ontwerpformules. De contextuele attitude van Malysse en Verbeeck laat voldoende vrijheid toe om elk project toch weer anders aan te pakken. Die houding is wél een beginsel voor URA, in die mate zelfs dat de naam van bureau een verwijzing is naar de eerste stad, Ur, en dus naar het belang van het ‘begin’ in de architectuur. Moge URA nog vaak opnieuw beginnen.
Binnen het kader van de a-z lezingen organiseert Architectuurwijzer in 2015 een lezingenreeks over onderzoek in de architectuurpraktijk. Architectuurwijzer nodigt in dat licht vier erg verschillende profielen uit (een kunstenaar, een ingenieur stabiliteit, een architectenduo en een theoreticus-historicus). De lezingen gaan telkens gepaard met namiddagsessies aan de Universiteit Hasselt, opgevat als conversaties van de sprekers met de masterstudenten architectuur.
Waarom URA? Omdat URA er, zoals bijvoorbeeld ook 51N4E, in slaagt om de productie van kwaliteitsarchitectuur te verzoenen met een klemtoon op stedelijkheid en de gebruiker. URA weet de complexiteit van de opdracht te vertalen naar bevattelijke vormen die op hun beurt de gebruiker weer uitdagen.
A-Z Lezing 2014-2015, dinsdag 10 maart 2015, 20u, Z33 Hasselt
Tekst: Roel De Ridder
Eindredactie: Lieve Drooghmans (Pianta)
Foto’s en video: Sse productions