Verslag lezing: Dirk Jaspaert – BAS
iris 24 februari 2015

Lezing met Dirk Jaspaert van B.A.S. bvba gemist?
Lees hieronder het verslag en herbekijk de video opname.

Dirk Jaspaert, ingenieur-architect en zaakvoerder van het Bureau voor Architectuur en Stabiliteit (BAS), is geen onbekende in de wereld van de architectuur(cultuur). Architecten loven hem omwille van zijn wil tot samenwerken, zijn architecturaal inzicht en – uiteraard – zijn kwaliteiten als ingenieur. Jaspaert is bij voorkeur al zo vroeg mogelijk in het ontwerpproces betrokken, zodat hij met de architect kan meedenken, en zelfs ‘de vraag’ mee in vraag kan stellen – en dus aan ontwerpend onderzoek kan doen.

Aan al te dwangmatige randvoorwaarden heeft Jaspaert een hekel. Om te kunnen meedenken en -ontwerpen mag de situatie niet op voorhand gehypothekeerd zijn door een bepaald sterk beeld uit het canon van de architecturale structuren (een idee-fixe vanwege de architect dus), al te dwingende programma-eisen of een onwrikbare dienst monumentenzorg. Dat betekent echter niet dat Jaspaert, als een soort romantische kunstenaar, zijn ‘auteur zijn’ voortdurend bevestigd wil zien. Het is hem niet te doen om de eigen stempel, maar wel om een dieper liggende ethische dimensie. Die uit zich voor Jaspaert in een congruentie van structuur en ‘de natuur van de dingen’. Het is de vanzelfsprekende relatie tussen architectuur en structuur – vergelijkbaar met de deugdelijkheid die Loos herkende in de eenvoudige bouwsels op het platteland en de logische constructies van de contemporaine ingenieur – die aanleiding geeft tot een nieuwe harmonie. De structuur staat in dat geval niet in de weg van de architectuur maar gedraagt zich gedienstig, helpt de architectuur als het ware. Een voorbeeld daarvan (dat, voor alle duidelijkheid, niet uit het BAS-atelier komt) is het door Jaspaert bewonderde Kunsthaus in Bregenz van Peter Zumthor. Daarin organiseert de structuur actíef de architectuur.

Niet zonder zelfkritiek bespreekt Jaspaert twee uitersten uit de eigen praktijk: een hoogtepunt en een geval van ‘prostitutie’. Het hoogtepunt is de Gentse Stadshal van Robbrecht & Daem en Marie-José Van Hee. Het prostitutieproject is de KBC-bank aan het Leuvense station van Crepain Binst. Hij houdt het niet bij die twee gebouwen. Projecten van zowat alle grote namen in Vlaanderen, en ook van enkele kunstenaars, passeren de revue. Ze zijn niet allemaal even briljant en Jaspaert steekt dat niet weg. De ingenieur geeft de realiteit van de eigen praktijk weer en verbloemt niet. Ook zijn grote held, het genie Laurent Ney, heeft b-projecten.

Over de samenwerking met Robbrecht is Jaspaert haast lyrisch. Ze dachten samen na over niet enkel de structuur, maar over de volledige verschijning van het gebouw. De m-vormige dwarsdoorsnede van de Stadshal moest zich zo helder mogelijk manifesteren. Daarin slaagden Robbrecht en Jaspaert: de architectuur van de Stadshal ‘klopt’, ook al is de structuur voor de leek niet heel leesbaar. De ethische dimensie die Jaspaert nastreeft – en die bereikt wordt met de Stadshal – is dus niet gelijk aan een doorgedreven ‘constructieve eerlijkheid’. Het héle project moet kloppen, niet enkel de tektoniek ervan.

In de KBC-bank in Leuven, met de overkraging die beduidend dieper is dan het hoofdgebouw, was de spectaculaire overkraging zelf het doel. Die kwam er via twee verdiepingshoge, vakkundig weggestopte vierendeelliggers. Er was minder sprake van samen met de architect naar de juiste verhouding tussen architectuur en ingenieurskunde zoeken. Dat was ook niet nodig; de ingenieur moest enkel het technische hoogstandje van de overkraging mogelijk maken.

Het is duidelijk dat Dirk Jaspaert het echte ontwerpend onderzoek verkiest, en dat binnen een haast metafysische zoektocht naar de ‘natuur van de dingen’. De zorg en de aandacht die Jaspaert besteedt aan architectuurproductie, verklaart mee het succes van de Vlaamse architectuur van de afgelopen 15 jaar. Zijn ethiek valt wellicht nog het beste te begrijpen als het toevoegen van een culturele dimensie via de exacte wetenschappen, wat resulteert in een synthese van het materiële en het immateriële. Het zijn niet, zoals in de renaissancearchitectuur, de harmonische en/of goddelijke verhoudingen die het gebouw de meest verheven status verlenen. Het is het slimme op elkaar afstemmen van (onder andere) programma, vorm, materiaal én structuur dat zorgt voor een tastbare meerwaarde.

Binnen het kader van de a-z lezingen organiseert Architectuurwijzer in 2015 een lezingenreeks over onderzoek in de architectuurpraktijk. Architectuurwijzer nodigt in dat licht vier erg verschillende profielen uit (een kunstenaar, een ingenieur stabiliteit, een architectenduo en een theoreticus-historicus). De lezingen gaan telkens gepaard met namiddagsessies aan de Universiteit Hasselt, opgevat als conversaties van de sprekers met de masterstudenten architectuur.

Waarom BAS? Toen C-mine in Genk pas open was, gaf Peter Swinnen (toen nog als vennoot van 51N4E) voor Architectuurwijzer een lezing over het complex. Hij prees toen uitvoerig de ingenieur stabiliteit die onder andere de constructie van de grote zaal mogelijk maakte: Dirk Jaspaert. Gebaseerd op de projecten opgenomen in het laatste architectuurboek van het VAi (editie 2014), voert BAS de lijst aan van ‘door de Vlaamse sector van de kwaliteitsarchitectuur vaakst gevraagde stabiliteitsbureau’. De referenties van BAS – met projecten van 51N4E tot Luc Deleu en van David Chipperfield tot Neutelings-Riedijk – spreken boekdelen.

A-Z Lezing 2014-2015, dinsdag 24 februari 2015, 20u, Z33
Tekst
 Roel De Ridder
Eindredactie Lieve Drooghmans (Pianta)
Foto’s Michael Winters
Video Sse productions

Uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *