In de ‘living’ van de cohousers
Lieve Drooghmans 29 maart 2019

Architectuurwijzer heeft antropologe Ruth Soenen opdracht gegeven om veldwerk te doen naar het dagelijkse leven binnen cohousing. Vier gekende collectieve woonprojecten staan op de onderzoeksagenda: Vinderhoute in Lovendegem, De Schilders in Gent, kasteel Boterberg in Kalmthout en Brutopia in Brussel. Een vijfde project is het Begijnhof in Hoogstraten – een atypisch project in het rijtje – waar bewoners samen de uitdagende restauratie van het begijnhof tot een goed einde hebben gebracht en vandaag gemoedelijk naast elkaar wonen.

Tijdens het veldwerk ontrafelen Peggy Totté en Ruth Soenen hoe mensen gebruik maken van hun gemeenschappelijke leefruimte, keuken, werkplek, wasruimte, dakterras en/of tuin, en hoe zij deze plekken wel of niet appreciëren. In een klassieke ééngezinswoning is ons huis iets dat we koesteren en dat vertrouwen inboezemt. “Thuis zijn is zo vanzelfsprekend dat we er zelfs niet meer bij stilstaan”, zo stelt Ruth Soenen in haar artikel ‘De kleine mechaniek van het wonen’ *. Maar hoe vanzelfsprekend is het samen wonen in een cohousingproject? Welke afspraken zijn hier nodig? 

Hiertoe gaan ze op zoek naar de gewoontes en routines bij de bewoners. Binnen de klassieke woonvormen heeft Ruth Soenen de gewoontevorming als volgt ervaren tijdens vroeger onderzoek: “We kunnen dat goed zien bij net samenwonende koppels die hun individuele gewoontes in een gedeelde choreografie moeten samenbrengen om de huisvrede te bewaren. Er ontstaan patronen in hoe ze samen de badkamer gebruiken en in de keuken aan de slag gaan. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat pas gehuwde mannen moeilijk afscheid kunnen nemen van hun console en games terwijl hun wederhelft de technologische apparatuur liever niet de woonkamer ziet domineren. Vernuftige opbergsystemen of het reserveren van een aparte gamekamer, de meer recente versie van de zogenaamde man cave, zijn dan oplossingen om het samenleven te doen slagen. Bij net gepensioneerde koppels kan de goedgeoliede woonmechaniek beginnen haperen nu ze elke dag op elkaars lip zitten.” Ook binnen de collectieve woonprojecten ligt het in de lijn van de verwachtingen dat nieuwe alledaagse tactieken gevonden worden die scherp stellen hoe en wanneer de bewoners graag samen zijn binnen hun gedeelde binnen- en buitenruimtes. 

Ruth Soenen geeft aan dat het doen en laten in en rond ons huis niet alleen bepaald wordt door onszelf, maar ook door tal van anderen. “Zo leren we ook van onze buren. In stedelijke woonwijken met rijtjeshuizen adviseren jonge gezinnen elkaar de traditionele indeling van een grote slaapkamer voor de ouders op de eerste verdieping aan de voorzijde van het huis op te geven en af te staan aan de kinderen. In een suburbane woonwijk is het dan weer opvallend hoe de gepensioneerde bewoners die allemaal bouwden eind jaren 1970 elkaar beïnvloeden om hun donkere meubels te vervangen door een lichter gekleurde versie.” Nu is de vraag hoe de bewoners in de collectieve woonprojecten elkaar wel en niet beïnvloeden. 

Kortom, wat leerrijk kan zijn voor elke architect, doet Architectuurwijzer samen met Ruth Soenen: op huisbezoek gaan en onderzoeken wat werkt en wat niet. Zo bouwen we aan een realistisch beeld van het dagelijks leven binnen een collectief woonproject in Vlaanderen. Hieruit volgen ook leerpunten voor toekomstige collectieve woonprojecten. Het resultaat kan je bekijken in onze tentoonstelling in C-mine cultuurcentrum Genk dit najaar, en in het STAM te Gent tijdens het voorjaar van 2020.

 

Foto  Peggy Totté – Living van De Schilders

* ‘De kleine mechaniek van het wonen’: gepubliceerd in Mijn Huis Mijn Architect, 2016, NAV

29/03/2019

1 Reacties

Uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *