De Brusselse architect en stedenbouwkundige Adrien Blomme wou van de mijnnederzetting van Winterslag een voorbeeld van harmonie en schoonheid maken. Zeker voor een eerste cité – die vanaf 1914 gebouwd werd en de enige autonoom functionerende tuinwijk voor de Eerste Wereldoorlog in België was – is dit geslaagd.
Winterslag ligt op de rand van het Kempisch Plateau. Het grote hoogteverschil met de Stiemerbeekvallei vormde een eerste uitgangspunt van het stedenbouwkundig plan van Blomme. Het benadrukt het gebogen verloop van de straten. De spoorweg was een tweede belangrijk element, als scheiding tussen het oostelijk en westelijk deel van de wijk. In de eerste cité, in het oosten, woonden de ingenieurs, hogere bedienden en geschoolde arbeiders en in het westen, iets verder van de mijn, de gewone mijnwerkers. De Noordlaan verbond beide delen, maar scheidde ze tegelijkertijd van de mijnactiviteiten.
Met een doordachte inplanting van woningen langs gebogen straten zorgde Blomme voor interessante perspectieven, harmonische variatie en een herkenbare schaal. Secundaire paden, die soms via rondbogen door de gebouwen heen lopen, verlenen toegang tot de achtertuinen, openbaar groen en collectieve voorzieningen. De percelen van de arbeiderswoningen waren in eerste instantie zeven are groot en later vijf. Elke woning had vooraan een siertuin en achteraan een moestuin. De mijndirectie stimuleerde het tuinonderhoud door middel van wedstrijden voor de mooiste tuin en onderhield zelf de grote tuinen van de ingenieursvilla’s (tot 30 are groot).
Haaks op het organische stratenpatroon staat de monumentale en kaarsrechte Margarethalaan, vernoemd naar de dochter van mijnbaron Evence Coppée II. Aan het einde van deze centrale laan had Blomme een groot plein met de kerk, het klooster en de scholen gepland. Helaas besliste de mijndirectie om het centrum van de wijk halverwege de boulevard aan te leggen. Zo eindigt de Margaretalaan vandaag nog altijd in het bos en verloor ze een deel van haar betekenis. De Noordlaan kent een tweede concentratie van voorzieningen, zoals het regiegebouw en diverse logementshuizen.
De architectuur van de eerste cité is zorgvuldig en fijnzinnig gedetailleerd. De eerste woningen zijn opgetrokken in cottage-stijl, maar omwille van besparingen worden alle volgende woningen in een eenvoudigere Vlaamse bouwstijl gebouwd. Veel aandacht ging naar de oriëntatie en het comfort, want zon en lucht in huis moeten het werk in de ondergrond compenseren. Landschapsarchitect Jules Janlet, ook uit Brussel afkomstig, ontwierp de weloverwogen weelderige groenstructuur met diverse boomsoorten langs verschillende straten en typische rozenaanplanting tegen de gevels.
Door een slimme schakeling van de woningen streefde Blomme tevens naar een minimaal onderscheid tussen de diverse woningtypes. Hij schakelde kleinere mijnwerkerswoningen aan elkaar, bijvoorbeeld in blokken van vier, en voorzag de voordeuren waar mogelijk in de zijgevels. Zo was het onderscheid tussen vier mijnwerkerswoningen en twee of drie geschakelde grotere bediendenwoningen of de vrijstaande ingenieursvilla’s moeilijk zichtbaar. Een subtiel onderscheid in de detaillering zorgt evenwel voor de individuele uitstraling van elke woning. Opvallend zijn tot slot de verschillende uitwerkingen van deurportalen en gevels in geel, wit of roze.
Op enkele bijzondere plekken zijn ook grotere woonensembles ontworpen rond een gemeenschappelijk plantsoen. De U-vormige ‘Clos des Rosiers’ omvat zestien woningen en was afgeleid van de ‘quadrangle’ uit Hampstead Garden Suburb (1909). Een centrale onderdoorgang leidde oorspronkelijk naar een gemeenschappelijk speelplein achter het gebouw. De L-vormige ‘Clos des Cytises’ is gemarkeerd door hoger uitgewerkte hoekgebouwen die dienst deden als logementshuis. Ook de straten die doodlopen op een rond pleintje zorgen voor typologische variatie en geborgenheid.
Architect Blomme koesterde de ambitie om Winterslag als een harmonieuze en mooie mijncité op de kaart te zetten. Helaas dwong de mijndirectie hem zijn plan voortdurend bij te sturen of te vereenvoudigen. Meestal lagen er al dan niet noodzakelijke besparingen aan ten grondslag. Bjjgevolg zijn de volgende delen van de cité Winterslag steeds rationeler en seriematiger uitgevoerd. De latere verkoop van de woningen aan de toenmalige bewoners leidde bovendien tot een reeks particuliere verbouwingen die geen rekening houden met het uitzicht en de harmonie van de wijk. Dit is bijvoorbeeld sterk zichtbaar aan de ‘Clos des Rosiers’. Daar komt nog bij dat de straten en omgeving geoptimaliseerd zijn in functie van de auto. Zo zijn garages gebouwd aan de achtergelegen tuinpaden, wat een grote impact heeft op het groene karakter van het binnengebied. Vandaag denken de stad Genk, het Regionaal Landschap van Kempen en Maasland en Stebo binnen hun traject ‘Garden City 2.0’ na op welke manier ze bewoners kunnen stimuleren tot nieuwe waardevolle ingrepen in de stad. Met artistieke interventies en ruimtelijk-antropologisch onderzoek wil ook Architectuurwijzer de potenties van een coöperatieve aanpak in deze wijk verder onderzoeken.
Joep Gosen
09/08/2021
Winterslag
Programma Tuinwijk met diverse voorzieningen
Adres Margarethalaan, Vennestraat, Noordlaan, … Genk
Opdrachtgever Société Anonyme Charbonnages de Winterslag (villa’s kaderleden, gemeenschapsvoorzieningen) en vanaf 1921 ook Société des Habitations à Bon Marché de Genck-Winterslag (wegenaanleg, modale woningbouw)
Architect Adrien Blomme
Landschapsarchitect Jules Janlet
Bouwperiode 1914 – 1925 (Cité 1)
Foto’s Joep Gosen & Peggy Totté
Kaart Topografische Kaart Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw (1950-1970) www.geopunt.be
Bronnen
- ‘Mijn Cité – met de mijncités naar de 21ste eeuw’ uitgegeven door Stebo in 2010 en digitaal beschikbaar op www.mijncite.be
- ‘Mijnerfgoed in Limburg – ondergronds verleden, bovengrondse toekomst’ Bert van Doorslaer, Patrick De Rynck (ed.) uitgegeven door Openbaar Kunstbezit Vlaanderen vzw in 2012
- ‘De ontwikkeling van de tuinwijkgedachte in België – Een overzicht van de Belgische volkswoningbouw / 1830 – 1930’ Marcel Smets uitgegeven door: Pierre Mardaga in 1977, p.82
- ‘Steenkoolmijn van Winterslag: Mijncité‘ door Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen