De mijncités van Beringen
Lieve Drooghmans 22 juli 2020

Na de sluiting van de mijnen begin jaren 1990 wou men één van de zeven zetels zo volledig mogelijk bewaren. De keuze viel op Beringen vanwege zijn compactheid en overzichtelijkheid. De koolmijn, de terrils, de cités en vele voorzieningen zoals een eigen boerderij en stadion, vormen een makkelijk leesbaar en duidelijk samenhangend geheel. 

Beringen ging in 1922, als tweede Limburgse mijn, in productie. Aangezien ze in westelijke richting nog veel lokale arbeidskrachten kon rekruteren was de behoefte aan grootschalige woningbouw in eerste instantie beperkt. Toch worden al in 1909 de eerste mijnwerkerswoningen gebouwd. In tegenstelling tot de ambitieuze masterplans die de andere mijnen hanteerden, kende Beringen een meer pragmatische aanpak. Er werd gebouwd naar (financiële) mogelijkheid, heersende mode en beschikbaarheid van goedkope grond. Het ordeningsprincipe is strikt hiërarchisch en wordt weerspiegeld in de afstand tot de mijn.

 

 

Tegenover de ingang, in een riant park, woonde de directeur in het inmiddels afgebrande ‘kasteeltje’. Aangrenzend staan prestigieuze ingenieursvillaʼs in prachtige tuinen, vervolgens de bediendenwoningen en nog verder weg de mijnwerkerswoningen. Zoals het een goede ‘company town’ betaamt, zijn de mijngebouwen werkelijk vanaf elk punt goed zichtbaar. Opvallend is de spoorweg die tussen de arbeidershuizen door kronkelt.

 

 

 

Het ontwerp van de eerste mijnwerkerswoningen in en rond de Stationsstraat is geïnspireerd op die van de Franse mijn van Anzin waar één van de ingenieurs van afkomstig was. Het zijn eenvoudige, maar voor die tijd comfortabele huizen die meestal per vier in rij (zgn. ‘groupe économique’) of zij-aan-zij rug-aan-rug (zgn. Mulhousetype*) geschakeld zijn. Ze zijn gebouwd met betonblokken, want de mijn beschikte nog niet over veldovens om bakstenen te maken maar wel over een eigen betonfabriek. Wat opvalt is de bijzondere aandacht voor omheiningen en toegangspoortjes. Meer dan elders hebben de bewoners het gevoel over een eigen woning te beschikken.

 

 

Pas in de tweede bouwfase (1919-1926) ontwerpt architect Antoon Huybrighs een kleine tuinwijk ten noorden van de eerste cité. Vanuit een centraal half cirkelvormig plein (Alfred Habetslaan) vertrekken drie radiale straten met een gebogen en gevarieerd verloop. Ze verbinden speelvelden en pleinen met elkaar en hun straatnamen verwijzen (net als in de eerste cité van Eisden) naar de bomen die er staan. Op het centrale plein wordt later het scholencomplex gebouwd. Aan de architectuur is veel zorg en aandacht besteed, wat tot uiting komt in metselwerk detailleringen en houten vakwerkconstructies die refereren naar de Engelse cottagestijl.

 

 

Hét pronkstuk van Beringen-Mijn ligt pal tegenover de ingang: het Kioskplein werd ontworpen door Adrien Blomme, tevens architect van de eerste cité van Winterslag. Rondom een vijfhoekig park staan riante bediendenwoningen twee aan twee geschakeld en verbonden met het volgende blok door een lage tuinmuur met boogvormig poortje. Ze zijn gebouwd in een romantische Vlaams historiserende stijl met punt-, tuit en trapgevels, verschillende dakvormen en andere traditionele ornamenten zoals luiken. Het plein wordt begrensd door het Casino waarin zich feest-, vergader-, film- en theaterzalen en een restaurant bevinden. In het midden van het park staat een kiosk.

 

 

De architecturale uitwerking en de variatie van latere bouwfasen rond het driehoekige Eeuwfeestplein en het Gouden Jubileumplein zijn veel soberder. Enkel bij de indrukwekkende kolenbruine mijnkathedraal (1939-1943) ontworpen door Henri Lacoste zijn kosten noch moeite gespaard door de mijndirectie.

 

 

Met het vooruitzicht op de sluiting van de mijn worden eind jaren 1980 bijna alle woningen particulier verkocht en vervolgens door de bewoners verbouwd of uitgebreid zonder al te veel oog voor de aanwezige kwaliteiten. Gelukkig waren enkele delen van de cités toen al beschermd stads- of dorpsgezicht, waardoor bijvoorbeeld het Kioskplein haar karakter behouden heeft. Inmiddels wordt er sterk ingezet op behoud en versterking van de identiteit. Dat is onder andere zichtbaar in het kolenspoor als thematische toeristische fietsroute, de avonturenberg op de terril, de ontwikkeling van de mijnzetel zelf als belevingscentrum en de bouw van een nieuwe wijk.

 

 

Specifiek voor de cités maakte Stramien in samenwerking met Endeavour en Vectris een masterplan op. De ambitie is om (opnieuw) een tussenschaal te introduceren tussen het private en het bovenlokale; tussen de eigen woning, be-MINE en de ruime omgeving. Zo kan er een wederzijdse versterking optreden en opnieuw een gevoel van eigenheid, trots en samenhorigheid ontstaan. Door participatie en co-creatie wordt er ingezet op samen renoveren, het publiek domein als hefboom, collectieve renovatie van woningen, de introductie van nieuwe functies in mijnerfgoed, verbeterde mobiliteit en de cité als proeftuin voor klimaatbestendig samenwonen.

Joep Gosen

09/08/2021

 

Beringen-Mijn

Programma  Tuinwijk met diverse voorzieningen
Adres  Koolmijnlaan, Kioskplein, Alfred Habetslaan, … Beringen-Mijn 51.071259342373374, 5.218954108227387
Opdrachtgever  Société Anonyme Charbonnages de Beeringen
Architecten  Adrien en Yvan Blomme (Kioskplein), Henri Lacoste (mijnkathedraal), Antoon Huybrighs
Bouwperiode 1909 – 1914 (vooroorlogse wijken) / 1919 – 1930 (tuinwijken)

Foto’s  Joep Gosen / Lieve Drooghmans / www.geopunt.be

Bronnen

  • ‘Mijnerfgoed in Limburg – ondergronds verleden, bovengrondse toekomst’ Bert van Doorslaer, Patrick De Rynck (ed.) uitgegeven door Openbaar Kunstbezit Vlaanderen vzw in 2012
  • ‘Mijn Cité – met de mijncités naar de 21ste eeuw’ uitgegeven door Stebo in 2010 en digitaal beschikbaar op www.mijncite.be
  • Steenkoolmijn van Beringen: Mijncités’ door Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen
  • Masterplan Beringen Mijn’ door Stramien

* Noot

In verschillende cités werd gebruik gemaakt van een specifiek type schakeling waarbij vier woningen onder één dak zij-aan-zij en rug-aan-rug geschakeld zijn. Dit type werd in 1853 voor het eerst toegepast in de ‘Cité Ouvrière’ in Mulhouse Frankrijk. Vandaar dat dit type meestal ‘Mulhousewoning’ genoemd wordt.