In zijn artikel ‘Architecten als programma- of procesregisseur?’ (A+280, Collective Housing) beschrijft Pieter Tjonck hoe architecten hun weg zoeken binnen de cohousingprojecten. Uit hun verhalen leert hij dat cohousing de architect niet enkel veel werk kan kosten, maar dat die ook stevig in zijn schoenen moet staan. “Ook al werk je voor een groep met een collectief project, eens de eerste tekeningen en berekeningen op tafel komen, blijken daar toch vaak uiteenlopende visies te leven. Hoe zorg je er dan voor dat het ontwerp niet verwatert tot de grootste gemene deler van alle bewonerswensen?” Vervolgens bekijkt hij projecten zoals ‘t Wisselspoor in Leuven en Dockside in Brussel, waar respectievelijk een stad en een ontwikkelaar de touwtjes in handen nemen. Hieruit besluit hij dat er ook een ‘good practice’ van cohousing kan ontstaan, zijnde projecten met professioneel opdrachtgeverschap en binnen aangepaste regelgeving. Dit zou voor de architect goed nieuws betekenen, aldus Tjonck.
Ervaringen uit Berlijn
De Berlijnse architect Florian Köhl vertelt een gelijkaardig verhaal tijdens de lezing die hij in C-mine gaf over collectief wonen. Hij koopt begin 2000 samen met zijn vrouw een grote kavel in Oost-Berlijn en richt vervolgens een Baugruppe op. Samen met andere toekomstige bewoners realiseert hij als architect én als bewoner een appartementsgebouw met collectieve delen. Köhl is een grote voorstander van de Baugruppen in zijn stad, hij gelooft dat zij voor een betaalbare diversiteit kunnen zorgen en op een positieve manier bijdragen aan de coproductie van de stad. Maar hij bekent ook dat het geen evidentie is om als architect voor deze Baugruppen te werken. Hij verdiept zich zelfs in groepsdynamica om beter met deze groepen te werken.
Een volgende architectuuropdracht voor de wooncoöperatie Spreefeld in Berlijn betekent voor Florian Köhl een verademing. Ondanks een uitgebreide en gedetailleerde projectdefinitie van acht pagina’s en een zeer strikt bouwbudget van 2.000 euro/m2 (alles inbegrepen), waardeert hij het eenduidige en heldere opdrachtgeverschap van de coöperatie. In tegenstelling tot bij de Baugruppe hoeft hij geen eindeloze gesprekken meer te voeren met elke bewoner over elke individuele woning. De raad van bestuur van de coöperatie gaat zelf in dialoog met de bewoners / coöperanten en vertaalt deze boodschap naar de architecten. De appartementen worden niet op maat ontworpen van elke bewoner, maar er is wel keuzevrijheid tussen woningtypes, types van badkamer, raamgroottes, … binnen de rationele betonstructuur van het gebouw. Het overleg tussen de architect en de bewoners over hun appartement wordt beperkt tot maximaal vijf uur, en dit werkt wonderwel goed.
In functie van een hogere architectuurkwaliteit hebben ook Zanderroth Architekten in Berlijn het spoor van de Baugruppen verlaten. Zij kopen nu zelf gronden en ontwikkelen via hun dochteronderneming SmartHoming. Vervolgens zoeken zij toekomstige bewoners via online platforms, maar laten ze slechts beperkte aanpasbaarheid toe binnen hun strak ontwerp- en bouwproces. Zij stellen hierbij: “We are very interested in what future inhabitants want, but we don’t want to design together. It’s almost impossible. We just say – you are getting a good apartment for less money than usual and that’s your advantage.”
Recente evolutie in Vlaanderen
Bij Architectuurwijzer geloven we dat in Vlaanderen eenzelfde verschuiving in het opdrachtgeverschap kan bijdragen tot haalbare architectuuropdrachten én betere collectieve woonprojecten. Zo trekken we al eerste lessen uit een vergelijking tussen het cohousingproject Bijgaardehof in Gent en het stadsproject Wisselspoor in Leuven (cf. lezingen van Bogdan & Van Broeck en URA). In Bijgaardehof werkt de architect in opdracht van circa 60 gezinnen, verdeeld over drie cohousinggroepen. In hun ontwerp moeten zij rekening houden met de collectieve wensen van drie groepen, maar ook met de individuele woonwensen van alle bewoners. Dit heeft geleid tot een pragmatische aanpak met drie aparte gebouwen rond een collectieve tuin. De uitdaging zat vooral in de appartementen zelf, waartoe de bewoners werden uitgenodigd voor een gesprek bij de architect op hetzelfde moment als hun gebuur. Zo werden twee aangrenzende appartementen alvast op elkaar afgestemd.
In Leuven hebben ze geleerd uit de ervaringen van de stad Gent. Het Autonoom Gemeentebedrijf AGSL heeft gekozen om het ontwerpproces voor het Wisselspoor volledig zelf te sturen. Ten eerste hebben zij een architectuurwedstrijd georganiseerd, onder begeleiding van toenmalig Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck. Vervolgens zijn URA architecten aangesteld en hebben ze een project met acht woningtypes ontworpen: de dijkwoning, de bungalow, de stadswoning, de studio, … Recent is een verkoopprocedure opgestart en kunnen de bewoners intekenen op een appartement naar keuze. De typologie van het appartement is niet meer aanpasbaar, maar de bewoners mogen/moeten nog wel mee nadenken over de inrichting van de gemeenschappelijke delen. Net zoals bij een cohousingproject zijn hier immers een groot aantal collectieve ruimtes, waarvoor het belangrijk is dat de bewoners zich ook engageren om deze mee te beheren en te gebruiken. Binnen dit ontwerpproces is de participatie dus duidelijk afgebakend en was ook het opdrachtgeverschap helder.
Nu hopen we dat steeds meer opdrachtgevers en architecten lessen trekken uit de typische cohousingprojecten en hun ervaringen meenemen naar nieuwe collectieve woonprojecten. In deze projecten neemt een sociale huisvestingsmaatschappij, een lokaal bestuur, een projectontwikkelaar of een wooncoöperatie het voortouw. Net zoals bij de Zwitserse coöperaties, is het wenselijk om bewoners nog te bevragen – als toekomstige gebruikers – naar hun visie op het grotere geheel en het samenleven. Deze wensen kunnen vervolgens professioneel vertaald worden naar een programma van eisen, wat door één hoofdopdrachtgever met een duidelijke eindverantwoordelijkheid (in plaats van een collectief van zestig eigenaars) wordt bewaakt.
Tijdens de opleiding over ‘Nieuwe vormen van collectief wonen’ van de Vitruvius Academie geeft Peggy Totté (Architectuurwijzer) toelichting bij het onderscheid tussen de diverse opdrachtgevers van collectieve woonprojecten. Ook architecten Peter Vermeulen (Stramien), Bart Cobbaert (Denc studio) en Bert Haerynck (Havana architecten) vertellen hoe zij deze architectuuropdrachten van zowel cohousinggroepen als wooncoöperaties ervaren. Als kers op de taart geeft antropologe Ruth Soenen haar visie op communities en alledaagse gemeenschappen.
Deze blog kadert binnen onze werking rond coöperatief wonen.
22/10/2020
Beeld inzet URA architecten – Wisselspoor, Leuven