Binnen het kader van de expo ‘Housing Apart Together’ heeft Architectuurwijzer aan antropologe Ruth Soenen gevraagd om acht Vlaamse collectieve woonprojecten te bezoeken, waar bewoners zelf het initiatief hebben genomen, het pand of terrein gekocht, de architect aangesteld, het ontwerp- en bouwproces begeleid en tot op vandaag het project samen beheren. Zo focust de expo niet alleen op de architectuur, maar ook op het ‘leven zoals het is’ binnen het collectief wonen.
Enkele fragmenten uit het antropologisch onderzoek:
Vandaag de dag worden de bewoners wel eens overspoeld door bussen vol met nieuwsgierige bezoekers. Bij het ontvangen van groepen is één van de eerste dingen die verteld worden dat ze ‘geen commune vormen’. De buitenwereld ziet hen nog al te vaak als ‘rijke hippies’ of ‘bakfietsers’; en een lokale boswachter wou niet onbeleefd zijn maar vroeg toch: “jullie zijn toch geen sekte?”. Communes worden gezien als te dwingend wat het delen betreft. Het is net dat beeld dat bewoners van cohousingprojecten vaak moeten ontkrachten. Wel stellen de meesten zich graag voor als ‘happies’: “Wij weten nog wie onze buren zijn en we weten dat we kunnen rekenen op elkaar.”
Veel bewoners benadrukken de aanwezigheid van een vibrerend sociaal leven vlak aan hun voordeur. Op een zomeravond treffen ze elkaar aan de zwemvijver en leidt dit tot “een spontane apero”. Wanneer de restjes uit de verschillende koelkasten worden samengebracht, komt een barbecue in de tuin makkelijk tot stand. Het eigen sociale netwerk kan gewoon thuis uitgebreid worden door de vrienden van medebewoners te leren kennen. Het is vooral de spontaneïteit die wordt gewaardeerd. Er komt veel minder plannen aan te pas en het neemt minder tijd in beslag.
Ook het samen klussen, in de tuin werken of koken wordt sterk geapprecieerd. Bovendien is er een oriëntatie op het praktische en net dit ervaren deze bewoners als erg comfortabel. Staat iemand in de file of heeft de trein vertraging dan is er altijd iemand in de buurt om de kinderen op te vangen. Bewoners halen de was van een afwezige buur uit de machine en steken die vervolgens in de droogkast. Ze hoeven niet allemaal individueel een ladder of grasmachine aan te kopen. Ze lenen die gewoon van elkaar.
Het uitgebreide verslag van dit onderzoek en een vergelijking met andere gemeenschapsvormen kan je nu nalezen in één document. Dit document geeft eerst een overzicht over de acht geanalyseerde projecten. Aansluitend volgt een artikel van Ruth Soenen, dat in Engelstalige versie is gepubliceerd in A+280 Collective Housing. Tot slot geeft Ruth een korte beschrijving van het sociale karakter van elk project.
Foto Drukkerij, Antwerpen © Brecht Van Maele
07/01/2020