In de expo ‘Hier wil ik wonen!’ toont Architectuurwijzer hoe wooncoöperaties in binnen- en buitenland garant staan voor traditionele en innovatieve appartementsgebouwen van hoge woonkwaliteit. Hiermee worden zowel de troeven van het coöperatief woonmodel als van het appartementsgebouw in de verf gezet.
Naar aanleiding van de expo organiseerden Architectuurwijzer en Cera een studiemiddag over de toekomst van appartementsgebouwen in Vlaanderen. Bijzondere aandacht ging uit naar de renovatie van de oudere gebouwen die vandaag worden beheerd door een Vereniging van Mede-Eigenaars. Hoe kunnen we deze uitdaging op een betaalbare, efficiënte en inclusieve manier aangaan binnen de versnipperde private eigendomsstructuren? Biedt het coöperatief model ook oplossingen voor de renovatie van bestaande appartementsgebouwen in Vlaanderen?
Antropologe Ruth Soenen van Simply Community opende de studiemiddag als eerste spreker. Sinds 1993 documenteert Ruth ‘het leven zoals het is’ in Vlaanderen. Op basis van antropologische onderzoeksopdrachten in stadswijken, sociale woonwijken, verkavelingen, appartementsgebouwen … heeft ze een diepgaande kennis ontwikkeld van diverse woonervaringen in Vlaanderen. In de expo beschrijft ze hoe de getoonde coöperatieve appartementsgebouwen aansluiten bij de woonwensen en -ervaringen van Vlaamse appartementsbewoners.
‘De kunst en de kitsch van veranderingen in het wonen’
Tijdens de studiemiddag gaf Ruth een kijk op de sociale dynamiek binnen appartementsgebouwen bij de planning van grootschalige renovaties. Vaak zijn de hiervoor opgestelde masterplannen technisch complex en moeilijk te begrijpen voor de meeste bewoners. Ruths lezing, getiteld De kunst en de kitsch van veranderingen in het wonen, verwijst naar de verschillende manieren waarop mensen aangesproken kunnen worden in het proces. ‘Kunst’ verwijst naar het vakmanschap van experts, architecten en bouwtechnici, vaak minder toegankelijk voor niet-experten. ‘Kitsch’ staat voor het alledaagse, de aspecten die bewoners verbinden en hen helpen zich betrokken te voelen.
Een terugkerend probleem is dat technische bureaus vooral focussen op het technische aspect, zonder oog voor de sociale kant. Een duidelijk communicatieplan vormt daarom een eerste, belangrijke stap. Volgens Ruth kunnen sociale profielen zoals opbouwwerkers en wijkmanagers een sleutelrol spelen in het verbinden van – vaak persoonlijke – woonervaringen met het grotere geheel.
Tijdens haar huisbezoeken merkte Ruth immers op dat de visies en meningen van de bewoners sterk kunnen verschillen. Ze richten zich vaak enkel op de problemen in hun eigen appartement en hebben weinig begrip voor de klachten van hun buren, wat niet bevorderlijk is voor de sociale relaties in het gebouw. Ook verschillende levensstijlen van bewoners leiden tot uiteenlopende meningen over de nodige energietransitie. Terwijl sommigen de noodzaak van actie inzien, maken anderen zich zorgen over de kosten en de overlast. Ook de financiële situatie van de bewoners kan sterk verschillen, wat invloed heeft op de bereidheid om mee te werken.
Deze verdeeldheid bemoeilijkt het nemen van gezamenlijke beslissingen binnen de VME. Ruth pleit daarom voor meer aandacht en tijd om bewoners vroeg en op maat te betrekken in het renovatieproces. Zo sluit de technische uitvoering beter aan bij hun noden en verwachtingen.
Wooncoöperaties als alternatief
Wooncoöperaties kunnen een alternatief vormen voor het traditionele eigenaarsmodel in een VME. In een wooncoöperatie zijn de bewoners geen eigenaar van hun appartement, maar de coöperatie beheert en onderhoudt het volledige gebouw. De bewoners zijn wel betrokken als aandeelhouders en kunnen zo mee beslissen over de globale werking en het beheer en onderhoud van het gebouw.
In opdracht van Architectuurwijzer en Cera heeft Ruth Soenen in 2022 ook een beperkte antropologische studie gedaan van enkele pionierende wooncoöperaties in Vlaanderen. Hiermee werd duidelijk dat de bewoners niet enkel een gebouw delen, maar ook waarden. Om die reden zijn zij ook vaak bereid hun persoonlijke wensen opzij te zetten ten gunste van het collectieve belang, wat zorgt voor een efficiënter beheer van het appartementsgebouw. Dit staat in contrast met de diversiteit binnen de ‘klassieke’ appartementsgebouwen die Ruth heeft bezocht, waar bewoners vaak vooral pragmatische overwegingen hebben.
Om de wooncoöperaties aantrekkelijker te maken voor een breder publiek, moet er sterker gefocust worden op de praktische voordelen van coöperatief wonen. In die zin lijken de buitenlandse wooncoöperaties met een professioneel beheer, waarin bewoners geen bestuursfunctie bekleden, een interessante optie. Binnen deze projecten zijn bewoners ontzorgd van het grotere beheer en de financiële verantwoordelijkheden, waardoor zij zich kunnen focussen op het dagelijkse leven. Tot slot kan een wooncoöperatie doorheen de jaren een reserve opbouwen en zich zo wapenen voor de latere, noodzakelijke renovatiewerken.
Foto Rozemaai – Kempe Thill & RE-ST © Ulrich Schwarz